Kommentaar Nederlandse Orde van Belastingadviseurs Commissie Wetsvoorstellen

Gepubliceerd op 6 juni 2013 om 17:13

Artikel 17 - Pensioenen
1. Artikel 17, tweede lid hanteert een grens van € 15.000 voor de toewijzing van de
belastingheffing over pensioenen, lijfrenten en socialezekerheidspensioenen aan de bronstaat
in plaats van de woonstaat van de pensioengenieter. Niet duidelijk is, of die grens geldt per
afzonderlijk pensioen e.d. dan wel voor het totaal van alle betalingen. Lid 2 (en ook lid 3)
spreekt over “een pensioen”, “een lijfrente” en vervolgens “het totale bedrag ervan”, dus van
een pensioen e.d., en daarmee per afzonderlijk pensioen. De Duitse tekst spreekt van “em
Ruhegehalt, cme öhnliche Vergütung, Rente”. Ook hier kan het enkelvoud bedoeld zijn. De
Engelse tekst noemt “a pension” e.d. en vervolgens: “if their total gross amouni exceeds”.
Die Engelse onderhandelingsversie is echter niet de officiële tekst.
De Commissie Wetsvoorstellen van de NOB toetst !iscale wetsvoorstellen op strijdigheid met het recht,
effectiviteit en ejjiciency, terugwerkende kracht, uitvoerbaarheid, administratieve lastendruk en fiscaal
vestigings klimaat.
ij9aj
In de Mernorie van Toelichting staat de volgende passage, die erop duidt dat het toch zou
gaan om het totaal van alle pensioenuitkeringen e.d. gezamenlijk. “Ingevolge artikel 17,
tweede lid, van het Verdrag mogen deze inkomsten echter ook in de bronstaat worden belast,
maar alleen als het gezamenlijke bruto bedrag van de door de belastingplichtige in een
kalenderjaar genoten pensioen- en lijfrentetermi/nen of uitkeringen ingevolge het
socialezekerheidsstelsel van één van de landen meer bedraagt dan E 15.000. Voor ‘kleine”
pensioenen, lijfrenten en sociale zekerheidsuitkeringen geldt dus uitsluitend de hoofdregel
van een woonstaatheffing (eerste lid). Daarmee wordt voorkomen dat reeds voor relatief
geringe bedragen aangifte zou moeten worden gedaan in het andere land, waaruit het
desbetreffende inkomen a,fkomstig is (de bronstaal,)”.
De Orde pleit voor een door beide landen onderschreven eenduidige toelichting op de
toepassing van de grens van € 15.000. Daarbij merkt de Orde op dat wanneer de grens van
€ 15.000 moet worden opgevat als het totaal van de ontvangen pensioenen, lijfrenten c.d., dit
bij een zeer gering heffingsbelang al leidt tot (te) gecompliceerde inkomstenbclastingposities
voor belastingplichtigen. Dit acht de Orde ongewenst. Een grens van € 15.000 per pensioen
doet voldoende recht aan het bronlandbeginsel en voorkomt onnodig ingewikkelde aangiften
inkomstenbelasting in beide staten.